Dinsdag 31 mei: dagje Quebec City.

Vandaag gaan we de hele dag de stad Quebec verkennen. We hebben vanuit de camping een “charter” geregeld die ons in een klein half uurtje naar het centrum van de oude stad brengt. We stappen uit op het plein net voor het magnifieke hotel Fairmont le chateau de Frontenac, waar een kamer een dikke 500 euro per nacht kost. Dus wij slapen vanavond toch maar weer in onze bus op de camping. We wandelen eerst over de promenade de gouverneurs. Een wandelboulevard van ongeveer een km. Heel mooi aangelegd met overal kioskjes en een prachtig uitzicht over de Lawrence river, de grote brede rivier waar deze stad aan gebouwd is. De stad is gebouwd daar waar de rivier op zijn smalst is, en dat is nog steeds een paar honderd meter. Dat is ook de betekenis van de naam Quebec horen we (smalste deel vd rivier). Op het eind van de boulevard gaan we de trappen op naar park des Champs de Bataille. Daar werd rond 1760 heftig gevochten tussen de Fransen en de Engelsen. Het is een flinke klim met meer dan 300 treden, maar dan zijn we ook op t hoogste punt van vandaag. We wandelen om de citadelle de Quebec, het stervormige fort, heen en zo weer terug naar de boven stad bij het chateau de Frontenac. We gaan er niet slapen maar we lopen toch even het hotel binnen, want de hal/foyer is zeker het bewonderen waard, met veel goud en bling bling winkels. En we kunnen natuurlijk wel even naar de “washroom” (nee Zee, geen gouden wc brillen). We wandelen weer door over het mooie place des armes en door straten met Franse namen zoals rue des jardins. Hier zijn vele terrasjes, restaurantjes en toeristische winkeltjes. We zakken af naar de benedenstad, een heel gezellig deel met ook hier weer volop terrasjes, winkeltjes en kunst zaakjes. Het lijkt echt alsof we door de straten van Parijs struinen. Omdat de voeten moe zijn besluiten we de “cruise” over de Lawrence Rivier te doen. We varen ongeveer 1,5 uur naar beide kanten over de rivier. Er wordt een heel verhaal verteld, over de geschiedenis en over wat we langs de kant zien. We varen tot de Montmorency falls en keren dan weer terug. 

Terug aan land stoppen we bij Queues de Castor, daar verkopen ze “beaver tails” en we hebben gehoord dat dat de specialiteit van OostCanada is. Het is een soort langgerekte schijf gemaakt van oliebollenmix met daarop een topping van bijvoorbeeld chocolade pasta, maplesirup, maar friet met worst kan er ook op. We delen de simpele versie met alleen wat maplesirup erop. Best lekker, maar het vet druipt er letterlijk af. Leuk voor één keer 😉.

We doorkruisen de straatjes van de benedenstad nog een keer en als we ze allemaal gehad hebben gaan we weer naar boven. Nu met de funiculaire, das toch sneller. Onze taxi terug komt pas over 1,5 uur dus als laatste lopen we nog naar de stadspoorten, maar die lijken nieuwer dan ze op papier zijn. Zoals dat heet mooi maar voldaan komen we tegen 7 uur weer terug bij de camping.

Quebec is echt een hele mooie stad. We hebben er van genoten. En vandaag was het ook nog eens (vanaf de middag) mooi zonnig en die blauwe lucht maakt t ook veel mooier (ja hè mam 💕).